Veneuze trombose: Difference between revisions

no edit summary
No edit summary
No edit summary
 
Line 39: Line 39:
== DVT diagnostiek ==
== DVT diagnostiek ==


Met de ‘klinische beslisregel van Wells’ worden patiënten onderscheiden in 2 groepen. Deze groepen zijn: ‘DVT onwaarschijnlijk’ of ‘DVT waarschijnlijk’. De regel van Wells bestaat uit een aantal vragen waaraan punten zijn gekoppeld. Door deze punten op te tellen wordt een score berekend (zie tabel 1). Patiënten met de klinische beslisregelscore ‘DVT onwaarschijnlijk’ en een normale D-dimeer kan aanvullende diagnostiek achterwege blijven en kan een diepe veneuze trombose veilig worden uitgesloten. Bij patiënten met bij de klinische beslisregelscore ‘DVT waarschijnlijk’ moet aanvullend diagnostiek door middel van compressie-echografie worden verricht.  
Met de ‘klinische beslisregel van Wells’ worden patiënten onderscheiden in 2 groepen. Deze groepen zijn: ‘DVT onwaarschijnlijk’ of ‘DVT waarschijnlijk’. De regel van Wells bestaat uit een aantal vragen waaraan punten zijn gekoppeld. Door deze punten op te tellen wordt een score berekend (zie tabel 1). Patiënten met de klinische beslisregelscore ‘DVT onwaarschijnlijk’ en een normale D-dimeer kan aanvullende diagnostiek achterwege blijven en kan een diepe veneuze trombose veilig worden uitgesloten. Bij patiënten met bij de klinische beslisregelscore ‘DVT waarschijnlijk’ moet aanvullend diagnostiek door middel van compressie-echografie worden verricht (zie figuur 1).  
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat patiënten met een verdenking op een trombosebeen met een normale compressie-echografie en een normale waarde van de D-dimeer geen herhalingsechografie nodig hebben (figuur 1). Indien er een hoge verdenking op een trombose is en een verhoogde D-dimeer waarde dan is een controle echografie 5 to 7 dagen later geïndiceerd.
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat patiënten met een verdenking op een trombosebeen met een normale compressie-echografie en een normale waarde van de D-dimeer geen herhalingsechografie nodig hebben. Indien er een hoge verdenking op een trombose is en een verhoogde D-dimeer waarde dan is een controle echografie 5 to 7 dagen later geïndiceerd.


{| class="wikitable" style="font-size:90%"
|-
|+'''Tabel 1: Klinische beslisregel voor diepe veneuze trombose'''
| style="width:500px;background-color:#8B0000;color:#FFFFFF;" |  
| valign="top" style="width:80px;background-color:#8B0000;color:#FFFFFF;" align="center" |
|-
| Maligniteit waarvoor palliatie/behandeling/laatste behandeling in afgelopen zes maanden
| align="center" | 1
|-
| Paralyse, parese of recent gipsverband ann het been
| align="center" | 1
|-
| Recente immobilisatie > 3 dagen en/of OK in voorgaande 12 weken met algehele of lokale anesthesie
| align="center" | 1
|-
| Lokale gevoeligheid/pijn in het gebied van het diepe veneuze systeem
| align="center" | 1
|-
| Zwelling gehele been
| align="center" | 1
|-
| Zwelling kuit meer dan 3 cm ten opzichte van asymptomatisch been (10 cm onder tuberositas tibiae gemeten)
| align="center" | 1
|-
| Pitting oedeem meer uitgesproken in symptomatisch been
| align="center" | 1
|-
| Collaterale oppervlakkige venen (geen varices)
| align="center" | 1
|-
| DVT in de voorgeschiedenis
| align="center" | 1
|-
| Alternatieve diagnose ten minste even waarschijnlijk als diepe veneuze trombose
| align="center" | -2
|-
| colspan="2" | <ul>
<li>Score is als volgt: &lt; 2: DVT onwaarschijnlijk; &ge; 2: DVT waarschijnlijk.</li>
</ul>
|}
[[File:diagnostiek.png|thumb|500px|none]]


== Longembolie diagnostiek ==
== Longembolie diagnostiek ==
Line 48: Line 90:


Met behulp van een klinische beslisregel is het mogelijk om patiënten met verdenking op een longembolie te stratificeren. Op dit moment wordt ‘klinische beslisregel volgens Wells’ het meest gebruikt in Nederland (tabel 2). De sensitiviteit van deze klinische score is te laag om alleen hiermee longembolie veilig uit te sluiten. Er dient daarom aanvullende diagnostiek te worden verricht. De D-dimeerbepaling kan ook niet als het enige diagnosticum ter uitsluiting van longembolie worden gebruikt. In geval van een waarschijnlijke kans op longembolie (Wellsscore > 4) is er een kans van één op tien dat de D-dimeer fout-negatief is. Net als bij de diagnostiek van DVT kan de D-dimeertest in de diagnostiek van longembolieën alleen in combinatie met een andere test (klinische beslisregel) worden gebruikt om daarmee de diagnose uit te sluiten. In de regel wordt tegenwoordig de klinische beslisregel in combinatie met de D-dimeertest gebruikt om de diagnose longembolie uit te sluiten (figuur 2).  
Met behulp van een klinische beslisregel is het mogelijk om patiënten met verdenking op een longembolie te stratificeren. Op dit moment wordt ‘klinische beslisregel volgens Wells’ het meest gebruikt in Nederland (tabel 2). De sensitiviteit van deze klinische score is te laag om alleen hiermee longembolie veilig uit te sluiten. Er dient daarom aanvullende diagnostiek te worden verricht. De D-dimeerbepaling kan ook niet als het enige diagnosticum ter uitsluiting van longembolie worden gebruikt. In geval van een waarschijnlijke kans op longembolie (Wellsscore > 4) is er een kans van één op tien dat de D-dimeer fout-negatief is. Net als bij de diagnostiek van DVT kan de D-dimeertest in de diagnostiek van longembolieën alleen in combinatie met een andere test (klinische beslisregel) worden gebruikt om daarmee de diagnose uit te sluiten. In de regel wordt tegenwoordig de klinische beslisregel in combinatie met de D-dimeertest gebruikt om de diagnose longembolie uit te sluiten (figuur 2).  
{| class="wikitable" style="font-size:90%"
|-
|+'''Tabel 2: Klinische beslisregel volgens Wells'''
! style="width:500px;background-color:#8B0000;"| &nbsp;
! valign="top" style="width:80px;background-color:#8B0000;color:#FFFFFF;" align="center" | Score (punten)
|-
| Klinische <em>symptomen</em> van trombosebeen (minimaal pijn en zwelling bij palpatie)
| align="center" | 3
|-
| Hartfequentie &gt; 100/min
| align="center" | 1.5
|-
| Immobilisatie &gt; 3 dagen en/of OK in afgelopen vier weken
| align="center" | 1.5
|-
| DVT of longembolie in voorgeschiedenis
| align="center" | 1.5
|-
| Hemoptoe
| align="center" | 1
|-
| Maligniteit (indien behandeling of palliatie in afgelopen zes maanden)
| align="center" | 1
|-
| Longembolie waarschijnlijker dan alternatieve diagnose
| align="center" | 3
|-
| colspan="2" | <ul>
<li>Score is als volgt: &le; 4: longembolie onwaarschijnlijk; &gt; 4: longembolie waarschijnlijk.</li>
</ul>
|}




== Combinatie klinische beslisregel en D-dimeertest ==
== Combinatie klinische beslisregel en D-dimeertest ==


De combinatie van een klinische beslisregel volgens Wells ≤ 4 in combinatie met een kwantitatieve D-dimeerbepaling is een veilige strategie om longembolie uit te sluiten (figuur 2). Met deze combinatie kan bij ongeveer 30% van de patiënten met verdenking op longembolie deze diagnose worden uitgesloten. Een algoritme start dan ook met een klinische beslisregel en een D-dimeertest in geval van een ‘onwaarschijnlijke’ verdenking volgens de regel van Wells (≤ 4) (figuur 2). Dit geldt ook voor patiënten met bijvoorbeeld maligniteit, hartfalen, COPD, of voor ouderen. Doordat in deze subpopulaties de D-dimeer vaker verhoogd is ook zonder dat er sprake is van een longembolie, kan de diagnose minder vaak op basis van een klinische beslisregel en de D-dimeertest alleen worden uitgesloten. Toch is het de moeite waard om eerst de beslisregel en D-dimeer te gebruiken, aangezien een CT-scan niet nodig is bij ongeveer 10-20% van deze patiënten. Bij een verhoogde D-dimeerwaarde wordt verder onderzoek verricht om de diagnose longembolie aan te tonen of te verwerpen.
De combinatie van een klinische beslisregel volgens Wells ≤ 4 in combinatie met een kwantitatieve D-dimeerbepaling is een veilige strategie om longembolie uit te sluiten (zie figuur 2). Met deze combinatie kan bij ongeveer 30% van de patiënten met verdenking op longembolie deze diagnose worden uitgesloten. Een algoritme start dan ook met een klinische beslisregel en een D-dimeertest in geval van een ‘onwaarschijnlijke’ verdenking volgens de regel van Wells (≤ 4). Dit geldt ook voor patiënten met bijvoorbeeld maligniteit, hartfalen, COPD, of voor ouderen. Doordat in deze subpopulaties de D-dimeer vaker verhoogd is ook zonder dat er sprake is van een longembolie, kan de diagnose minder vaak op basis van een klinische beslisregel en de D-dimeertest alleen worden uitgesloten. Toch is het de moeite waard om eerst de beslisregel en D-dimeer te gebruiken, aangezien een CT-scan niet nodig is bij ongeveer 10-20% van deze patiënten. Bij een verhoogde D-dimeerwaarde wordt verder onderzoek verricht om de diagnose longembolie aan te tonen of te verwerpen.
Als er sprake is van een waarschijnlijke klinische verdenking op longembolie (Wells > 4), heeft de D-dimeertest geen aanvullende waarde en volgt er altijd aanvullend beeldvormend onderzoek (figuur2). De regel lijkt ook van waarde te zijn bij patiënten met een verdenking op een recidief van longembolie, maar dit moet nog worden bevestigd in grotere populaties.  
Als er sprake is van een waarschijnlijke klinische verdenking op longembolie (Wells > 4), heeft de D-dimeertest geen aanvullende waarde en volgt er altijd aanvullend beeldvormend onderzoek. De regel lijkt ook van waarde te zijn bij patiënten met een verdenking op een recidief van longembolie, maar dit moet nog worden bevestigd in grotere populaties.  


[[File:Verdenking_longembolie.png|thumb|500px|none]]




Line 74: Line 149:
'''''Spiraal-CT'''''
'''''Spiraal-CT'''''


Met de spiraal-CT-scan kan binnen enkele seconden een totale scan van de thorax worden gemaakt. Contrastvloeistof wordt intraveneus toegediend en alle longvaten worden in het wit zichtbaar. Contrastuitsparingen in de vaten tonen de diagnose longembolie aan ( figuur 5.4). Het percentage niet-conclusieve CT-scans is 1-2%. Met de wat oudere single-slice spiraal-CT-scan zijn de centrale en segmentele longembolieën duidelijk zichtbaar. De sensitiviteit voor de subsegmentele longembolieën bleek echter gering te zijn. Tegenwoordig kan er met de multidetector-spiraal-CT-scans sneller worden gescand, waardoor er minder artefacten ontstaan. Daarnaast is het mogelijk om dunnere coupes te maken, waardoor ook subsegmentele defecten kunnen worden aangetoond. Wanneer wordt gebruikgemaakt van een multidetector-CT-scan kan antistollingstherapie veilig worden onthouden bij een negatieve CT-uitslag. Verder lijkt de CT-scan meerwaarde te hebben ten opzichte van nucleair onderzoek en pulmonalisangiografie door het stellen van een alternatieve diagnose die de symptomen van de patiënt verklaren. Een nadeel van de CT-scan is de relatief hoge stralenbelasting. Daarnaast geldt dat doordat wordt gebruikgemaakt van jodiumhoudende contrastvloeistof, er een relatieve contra-indicatie is bij patiënten met nierinsufficiëntie en contrastallergie.
Met de spiraal-CT-scan kan binnen enkele seconden een totale scan van de thorax worden gemaakt. Contrastvloeistof wordt intraveneus toegediend en alle longvaten worden in het wit zichtbaar. Contrastuitsparingen in de vaten tonen de diagnose longembolie aan. Het percentage niet-conclusieve CT-scans is 1-2%. Met de wat oudere single-slice spiraal-CT-scan zijn de centrale en segmentele longembolieën duidelijk zichtbaar. De sensitiviteit voor de subsegmentele longembolieën bleek echter gering te zijn. Tegenwoordig kan er met de multidetector-spiraal-CT-scans sneller worden gescand, waardoor er minder artefacten ontstaan. Daarnaast is het mogelijk om dunnere coupes te maken, waardoor ook subsegmentele defecten kunnen worden aangetoond. Wanneer wordt gebruikgemaakt van een multidetector-CT-scan kan antistollingstherapie veilig worden onthouden bij een negatieve CT-uitslag. Verder lijkt de CT-scan meerwaarde te hebben ten opzichte van nucleair onderzoek en pulmonalisangiografie door het stellen van een alternatieve diagnose die de symptomen van de patiënt verklaren. Een nadeel van de CT-scan is de relatief hoge stralenbelasting. Daarnaast geldt dat doordat wordt gebruikgemaakt van jodiumhoudende contrastvloeistof, er een relatieve contra-indicatie is bij patiënten met nierinsufficiëntie en contrastallergie.


'''''Perfusie-ventilatiescintigrafie'''''
'''''Perfusie-ventilatiescintigrafie'''''


Bij het uitvoeren van een ventilatie-perfusiescan wordt voor de perfusiescan van de longen radioactief gelabeld eiwit ingespoten Voor de ventilatie scan wordt een radioactief gas ingeademd. Overigens wordt de ventilatiescan in principe alleen gedaan wanneer de perfusiescan afwijkend is. Een normale perfusiescan sluit de diagnose longembolie uit. Echter de niet conclusieve non-high-probability scan wordt bij ongeveer 50-60% van de patiënten gevonden. Dit is een groot nadeel van de ventilatie-perfusiescan. Aanvullende diagnostiek met bijvoorbeeld pulmonalisangiografie of seriële compressie-echografie van de benen is vervolgens noodzakelijk. In de dagelijkse praktijk is men zeer terughoudend bij het verrichten van een pulmonalisangiografie. Seriële echografieën van de benen worden gemaakt op dag 1, dag 3 en dag 7. De echo’s tonen een trombose aan bij ongeveer 6% van de patiënten met een niet-diagnostische ventilatie-perfusiescan. Een voordeel van de ventilatie-perfusiescan in vergelijking met andere onderzoeken zoals een CT-scan is de relatief lage stralingsbelasting en het ontbreken van de noodzaak tot geven van contrast.
Bij het uitvoeren van een ventilatie-perfusiescan wordt voor de perfusiescan van de longen radioactief gelabeld eiwit ingespoten Voor de ventilatie scan wordt een radioactief gas ingeademd. Overigens wordt de ventilatiescan in principe alleen gedaan wanneer de perfusiescan afwijkend is. Een normale perfusiescan sluit de diagnose longembolie uit. Echter de niet conclusieve non-high-probability scan wordt bij ongeveer 50-60% van de patiënten gevonden. Dit is een groot nadeel van de ventilatie-perfusiescan. Aanvullende diagnostiek met bijvoorbeeld pulmonalisangiografie of seriële compressie-echografie van de benen is vervolgens noodzakelijk. In de dagelijkse praktijk is men zeer terughoudend bij het verrichten van een pulmonalisangiografie. Seriële echografieën van de benen worden gemaakt op dag 1, dag 3 en dag 7. De echo’s tonen een trombose aan bij ongeveer 6% van de patiënten met een niet-diagnostische ventilatie-perfusiescan. Een voordeel van de ventilatie-perfusiescan in vergelijking met andere onderzoeken zoals een CT-scan is de relatief lage stralingsbelasting en het ontbreken van de noodzaak tot geven van contrast.
{| class="wikitable" style="font-size:90%"
|-
|+'''Tabel 3: Classificatie van uitslag perfusiescan'''
! style="width:160px;background-color:#8B0000;color:#FFFFFF;" | Classificatie
! style="width:500px;background-color:#8B0000;color:#FFFFFF;" | Uitleg
|-
| <em>High probability</em>-scan
| Ten minster één segmenteel perfusiedefect, met normale ventilatie in datzelfde segment ('mismatch'): de diagnose longembolie is zeer waarschijnlijk
|-
| Normaal
| Een longembolie is uitgesloten, geen behandeling
|-
| <em>Non-high</em>-scan
| De uitslag is niet diagnostisch, nader onderzoek is noodzakelijk
|}


'''''Pulmonalisangiografie'''''
'''''Pulmonalisangiografie'''''


Pulmonalisangiografie was van oudsher de gouden standaard in de diagnostiek van longembolieën. Een belangrijk nadeel van de pulmonalisangiografie is het invasieve karakter en de expertise die ervoor nodig is. Bovendien is er een aantal relatieve contra-indicaties, waardoor de uitvoering bij een deel van de patiënten niet mogelijk is. Relatieve contra-indicaties zijn nierinsufficiëntie, contrastmiddelallergie en zwangerschap. De indicatie voor een pulmonalisangiografie bij verdenking op longembolie bestaat tegenwoordig alleen nog wanneer de overige diagnostiek geen definitieve diagnose geeft. Deze techniek wordt nog slechts zeer zelden toegepast.
Pulmonalisangiografie was van oudsher de gouden standaard in de diagnostiek van longembolieën. Een belangrijk nadeel van de pulmonalisangiografie is het invasieve karakter en de expertise die ervoor nodig is. Bovendien is er een aantal relatieve contra-indicaties, waardoor de uitvoering bij een deel van de patiënten niet mogelijk is. Relatieve contra-indicaties zijn nierinsufficiëntie, contrastmiddelallergie en zwangerschap. De indicatie voor een pulmonalisangiografie bij verdenking op longembolie bestaat tegenwoordig alleen nog wanneer de overige diagnostiek geen definitieve diagnose geeft. Deze techniek wordt nog slechts zeer zelden toegepast.
33

edits