Chapter2: Difference between revisions

1,191 bytes added ,  9 February 2010
no edit summary
No edit summary
No edit summary
Line 19: Line 19:


== Stollingstesten fibrinevorming ==
== Stollingstesten fibrinevorming ==
Fibrinevorming is te meten door de werking van dit systeem te imiteren in bij de patiënt afgenomen bloed. Bij dit bloed wordt een kleine hoeveelheid van een bloedstollingsactivator (bijvoorbeeld tissue factor) gemengd en dan wordt gemeten wordt hoe lang het duurt tot zich een fibrinestolsel heeft gevormd. Over het algemeen is met twee testen een goede werking van vrijwel het gehele stollingssysteem na te gaan. Het gaat dan om 2 testen, namelijk de zogenaamde ‘protrombinetijd’ (PT) en de ‘geactiveerde partiële tromboplastinetijd’ (aPTT). Bij een abnormale uitslag van de test kan worden nagegaan waar zich in het stollingssysteem een afwijking bevindt (figuur 2).  
Fibrinevorming is te meten door de werking van dit systeem te imiteren in bij de patiënt afgenomen bloed. Bij dit bloed wordt een kleine hoeveelheid van een bloedstollingsactivator (bijvoorbeeld tissue factor) gemengd en dan wordt gemeten wordt hoe lang het duurt tot zich een fibrinestolsel heeft gevormd. Over het algemeen is met twee testen een goede werking van vrijwel het gehele stollingssysteem na te gaan. Het gaat dan om 2 testen, namelijk de zogenaamde ‘protrombinetijd’ (PT) en de ‘geactiveerde partiële tromboplastinetijd’ (aPTT). Bij een abnormale uitslag van de test kan worden nagegaan waar zich in het stollingssysteem een afwijking bevindt (figuur 2 en tabel 1).  


[[File:FIG00009.png|thumb|500px|none|Figuur 2. Factoren betrokken bij APTT en PTT.]]
[[File:FIG00009.png|thumb|500px|none|Figuur 2. Factoren betrokken bij APTT en PTT.]]
Line 25: Line 25:


Een abnormale testuitslag van de aPTT en/of de PT wordt gevolgd door meer uitgebreid stollingsonderzoek om de afwijking precies vast te stellen. De differentiële uitslag van de aPTT en PT kunnen richtinggevend zijn voor verder onderzoek. Tussen verschillende laboratoria kunnen grote verschillen in testuitslagen bestaan, onder andere door gebruik van verschillende reagentia. In het geval van de PT is dit van speciaal belang, omdat deze test wordt gebruikt om de intensiteit van antistollingsbehandeling met vitamine-K-antagonisten (coumarine derivaten) te monitoren. Daarom wordt de PT voor deze situatie met hulp van een correctiefactor (ISI), afhankelijk van het gebruikte reagens, uitgedrukt in ‘International Normalized Ratio’ (INR) die wel tussen verschillende laboratoria kan worden vergeleken.
Een abnormale testuitslag van de aPTT en/of de PT wordt gevolgd door meer uitgebreid stollingsonderzoek om de afwijking precies vast te stellen. De differentiële uitslag van de aPTT en PT kunnen richtinggevend zijn voor verder onderzoek. Tussen verschillende laboratoria kunnen grote verschillen in testuitslagen bestaan, onder andere door gebruik van verschillende reagentia. In het geval van de PT is dit van speciaal belang, omdat deze test wordt gebruikt om de intensiteit van antistollingsbehandeling met vitamine-K-antagonisten (coumarine derivaten) te monitoren. Daarom wordt de PT voor deze situatie met hulp van een correctiefactor (ISI), afhankelijk van het gebruikte reagens, uitgedrukt in ‘International Normalized Ratio’ (INR) die wel tussen verschillende laboratoria kan worden vergeleken.
{| class="wikitable" style="font-size:100%;"
|-
|+Tabel 1. Interpretatie van stollingstijden
!style="background-color: #CCCCCC;"| aPTT verlengd, PT normaal
|-
| style="vertical-align:top;" |
<ul>
<li>geïsoleerde stollingsfactordeficiëntie (factor VIII, of IX, or XI, of XII<sup>* </sup>)</li>
<li>therapie met ongefractioneerde heparine</li>
<li>lupus anticoagulans</li>
</ul>
|-
!style="background-color: #CCCCCC;"| aPTT normaal, PT verlengd
|-
| style="vertical-align:top;" |
<ul>
<li>geïsoleerde stollingsfactordeficiëntie (factor VII)</li>
<li>lichte vitamine-K-deficiëntie</li>
</ul>
|-
!style="background-color: #CCCCCC;"| aPTT verlengd en PT verlengd
|-
| style="vertical-align:top;" |
<ul>
<li>geïsoleerde stollingsfactor deficiëntie (factor II, of V, of X of fibrinogeen)</li>
<li>globale stollingsfactordeficiëntie</li>
<li>leverinsufficiëntie</li>
<li>massaal verlies</li>
<li>diffuse intravasale stolling (verbruik)</li>
<li>ernstige vitamine-K-deficiëntie</li>
<li>gebruik van coumarinederivaten</li>
</ul>
|-
| style="text-align:left;"  font-size="80%"|
<sup>* </sup> ''een factor XII-deficiëntie leidt niet tot een verhoogde bloedingsneiging''
|}
33

edits